Interview,  Uitgelezen

Nachtouders

 

Eind april interviewde ik Saskia De Coster in Fnac Antwerpen over ‘Nachtouders’, het erg persoonlijke boek waarin ze schrijft over zichzelf als prille moeder. Geen zorgen,

in de literaire roman van 374 bladzijden wordt niet gestrooid met pedagogische wijsheden of praktische tips over babyvoeding.

Nee, het boek is een filosofische en psychologische verkenning van de vraag hoe een vrouw groeit in haar moederrol. Tenslotte zit die niet iedereen meteen als gegoten. Nachtouders is precies het soort boek dat ik had willen lezen tijdens mijn eerste zwangerschap (jaja, in de tijd van de dino’s – hoe groot is die Astrid al…)  en waar ik ook vandaag, met dochters van 9, 6 en bijna 4, nog iets aan heb.

In essentie is ‘Nachtouders’ een chronologisch reisverhaal: wanneer baby Saul ruim een jaar oud is, gaat hij met z’n moeders Saskia en Juli op vakantie naar een hippie-eiland voor de westkust van Canada.

De reis is voor de schrijfster en haar vrouw een sabbatical na het uitputtende eerste jaar met kind. Tegelijk is het een pelgrimstocht naar de roots van hun baby.

Ze trekken immers naar het eiland waar Karl, Saskia’s goede vriend en Sauls donor, is opgegroeid en waar zijn familie nog woont. Het verhaal van de heenreis en de tijd die het gezin doorbrengt op het eiland wordt afgewisseld met nachtelijke dialogen van Saskia en Juli in bed en met notities van Saskia. Die maakt ze tijdens de reis, teruggetrokken in een schrijfhut.

De notities trekken het verhaal open. Het zijn reflecties over Saskia’s burgerlijke jeugd en moeilijke coming out, de geschonden relatie met haar moeder, maar ook herinneringen aan haar kennismaking met zielsverwant Karl en haar grote liefde Juli.

Ze beschrijven de bezoeken die het drietal brengt aan de vruchtbaarheidskliniek, in afwachting van Juli’s zwangerschap. Saskia is Sauls niet-biologische moeder en worstelt duidelijk met de invulling en betekenis van die rol.

Het reisverhaal baadt in een magische sfeer. Wat is dat eigenlijk voor eiland waar het prille gezin terechtkomt? De mensen houden er bosrituelen om baby’s van slechte geesten te bevrijden, ze stoppen hun bezoekers vol met eten, als waren die Holle Bolly Gijs en

er hangt diezelfde kleverige, onontkoombare sfeer die Hans Castorp zeven jaar op de Toverberg hield en Rip van Winkle voor jaren in slap suste.

Ik zal niet verklappen hoe lang De Coster en Co op het eiland blijven, maar het is veel langer dan de drie dagen die ze hadden gepland.

De notities die Saskia in haar schrift maakt zijn dan weer strikt realistisch en soms zelfs wat rauw. De Coster blijft ver van de clichés over het ouderschap (“af en toe kun je die koters wel achter het behang plakken, hihi” – zo’n zinnen tref je in ‘Nachtouders’ niet aan, daarvoor is er tenslotte het krantje van De Gezinsbond). Ze benadrukt regelmatig haar uitzonderingspositie als lesbische partner en niet-biologische moeder. En

toch herkende ik me beter in haar boek dan in de typische platitudes.

Dat een kinderwens vaag en onbestemd kan zijn; dat een zwangerschap lang als onwerkelijk aanvoelt; dat je pas in het omgaan met je kind ontdekt wat voor moeder je bent; dat moederschap verdorie een daad is… Dat zijn dingen die ik ergens al aanvoelde, maar bij De Coster terugvond in genadeloos mooi proza.

 

Ik was, kortom, heel blij dat ik de gelegenheid kreeg om na mijn lectuur van ‘Nachtouders’ met Saskia De Coster te praten. Van ons gesprek onthoud ik:

…dat ze eerst een veel zachtere, meer vertederde tekst over haar zoon schreef. Maar die werd afgevoerd, omdat De Coster aanvoelde dat er onder de oppervlakte iets schuurde.

…dat de overtuigingen die schrijfster-Saskia-in-de-roman neerpent in haar schrift – ideeën over moederschap, biologisch en niet-biologisch ouderschap en (soms toxische) gezinsdynamieken – dicht aanleunen bij die van de auteur. Zo dicht zelfs, dat ze er geen bezwaar tegen heeft dat lezers de Saskia in ‘Nachtouders’ gelijkstellen met de persoon Saskia De Coster.

Dat literaire spelletje waarin veel auteurs van  autobiografische boeken volharden – ‘maar dat doet/denkt mijn personage, niet ik’ – vindt de schrijfster nogal flauw.

…dat ze wel de namen van haar vrouw en zoon heeft veranderd (van Inge en Amos in Juli en Saul), omdat ze niet in hun naam wil schrijven.

…dat het moederschap als literair onderwerp weliswaar niet zo rock ’n roll lijkt, maar dat het een wezenlijk menselijk thema is en dus perfect geschikt voor literatuur.

…dat er geen tweede kind komt voor Saskia (en haar vrouw), maar wel nog veel nieuwe boeken. Er zit met name een kinderboek in de pijplijn.

…dat de notities in het schrift misschien authentiek klinken (dat compliment gaf ik Saskia) maar dat er wel degelijk hard aan is geschaafd (dat bekende zij). De oerversie zou niet voor publicatie vatbaar zijn geweest.

…dat het bijzonder hippie-eiland echt die magische sfeer had, maar dat Saskia haar zoon in werkelijkheid niet heeft onderworpen aan het bizarre ritueel dat ze beschrijft. Gelukkig, zou ik zeggen.

En om af te sluiten, een paar fragmenten uit de roman waar ik van genoot.

 

Over de nieuwe manier van praten waarop je jezelf betrapt…

‘Kom, jongen,’ zegt ze. Je zegt veel meer hardop als

je een kind hebt. Ze hoort zichzelf de idiootste frasen

uitkramen, vaak nog in de wij-vorm ook en alsof ze in

een miniatuurwereld rondlopen: ‘We gaan hier langs

deze kiezeltjes naar beneden… Au au… Nee, we kunnen

beter hierlangs, anders doen onze voetjes te veel

pijn… We mogen ons zonnehoedje en ons fopspeentje

niet vergeten…’

Zo klein is de fopspeen van de reus nu ook weer niet.

(Dat ik ook al nadacht over ‘mama speech’, kan ik bewijzen)

Over de bevreemdende ervaring van het ouderschap, hoe je plots zorgzaam en verantwoordelijk moet zijn terwijl je dat voorheen niet noodzakelijk was

In België zorgen Juli en Saskia samen voor Saul. Ze

zijn ploegwerkers en lossen elkaar op hun humanitaire

missie in shifts af

2e zijn lief en vriendelijk en voornaam en ze spelen

toneel en Saskia haat het meer dan stroomopwaarts

zwemmen. Zo kent ze Juli niet, geduldig en onverstoorbaar.

Zelf heeft Saskia eigenlijk ook geen vezeltje

geduld in haar lijf.

Ze zijn overgenomen. Alien forces zijn in hun lichamen

geslopen en bedienen hun handen.

Over de wisselwerking van afhankelijkheid tussen ouder en kind

Zij mogen, zij mogen

Zij mogen niks.

Als kind denk je dat je later alles zal mogen en dat

je nu nog niks mag omdat er al die beperkingen zijn

waar je ouders je mee indammen.

Maar als je volwassen bent mag je nog minder.

En in dat minder zit ook een snufje vrijheid. Je moet

namelijk buiten je eigen kader stappen en zo kan je

de vrijheid van de dwang ervaren, blabla. (…)

Hij huilt veel minder dan

de gemiddelde baby en slaapt ook zoveel beter, maar

áls hij huilt is het vanuit zijn ziel. Hij huilt omdat hij

zo afhankelijk is van hen. Niks kan hij alleen beslissen.

Hij moet alles vragen en zij raden maar en soms

hebben ze het helemaal fout. Dan huilt hij nog meer.

Hij is een kleine gevangene in een gietijzeren slaapkooi

met spijlen.

Ze is zo afhankelijk van Saul. Haar vrijheid huist

nu ook in hem, beseft ze met een schok.

Over altijd opnieuw beginnen met je kind

Het is niet alles of niets, niet nu of

nooit, je hebt als ouder niet één kans en die verknal

je en dan is het afgelopen. Je hebt miljarden kansen.

Wat een verantwoordelijkheid, wat een angstaanjagende

hoeveelheid macht. Wat een vrijheid om toch

met vallen en opstaan, of moeiteloos en lichtvoetig,

dat avontuur aan te gaan. Ik sta met lege handen, ik

weet niks.

Dat te weten. Het sterkt me.

PS: Saskia De Coster over eenzaamheid

PPS: Ouderschapsboeken, een Top 5

PPPS: Kinderen, het is niet alleen heerlijk om over hen te schrijven, ik sleep ze ook graag voor mijn lens. Modelletje van dienst bij deze tekst is uiteraard Karolien, het Goudlokje dat van Kakaworstje houdt en mijn Bloem van een Kind