Op locatie

Connie Palmen in De Zondvloed

Connie Palmen geeft niet graag interviews, maar als ze een volle boekhandel kan toespreken, dan staat ze er. Over geschreven woorden van journalisten heeft ze immers geen controle, over haar eigen performance des te meer. Dat Palmen een rasechte entertainer is, toonde ze afgelopen vrijdag in de Mechelse boekhandel De Zondvloed. Bijna 200 lezers schreven zich in voor deze literaire avond. Nog nooit was de boekhandel zo snel uitverkocht. “Enfin, de avond, niet de boekhandel”, grapt eigenaar Johan Vandenbroucke nog.

De populaire auteur krijgt een plaats pal in het midden van de boekhandel, van waaruit ze het om haar heen gedrapeerde publiek kan bespelen. De combo Vandenbroucke-Palmen blijkt hilarisch. Johan heeft een aparte interviewstijl, hij is meer een ‘aanbrenger’ dan een ‘vrager’ en dat werkt uitstekend voor de Connie Palmen show. De essaybundel Het drama van de afhankelijkheid komt als eerste aan bod. Dit verzamelwerk opent met Palmens afstudeerscriptie in de filosofie, Het weerzinwekkende lot van de oude filosoof Socrates. In dit essay zitten alle kiemen voor Palmens latere werk eigenlijk al vervat: “Daar staat het allemaal al. Eigenlijk zijn er later maar weinig thema’s bijgekomen.” “God, wat ben jij toch consistent”, moet Johan verzuchten. Want, Socrates was het eerste ‘personage’ in Palmens werk die slachtoffer werd van de roem en de verhalen die over hem de ronde deden. Iets waar Connie Palmen ondertussen ook al even mee te kampen heeft.

“Iedere keer dat ik op televisie kom, staat Twitter vol met: ‘kan ze haar haar niet eens kammen’. Niemand lijkt te beseffen hoe duur dit kapsel is. Veel te duur eigenlijk, om er zo belachelijk uit te zien”, kopt Palmen binnen.

Als Johan even later polst: “Je ging toch nog het verband uitleggen tussen de essays over Pim Fortuyn en Mark David Chapman,” wordt het opnieuw hilarisch als Palmen gevat opmerkt: “ik dacht dat ik dat al heel subtiel gedaan had.”

Tweede boek op Johans lijstje is Lucifer, gebaseerd op de verdachte dood van Marina Schapers, de vrouw van de Nederlandse componist Peter Schat. Het is een boek dat speelt met waarheid en fictie en de Did he push her or did she fall? vraag. “Als we de waarheid niet kennen, moeten we de verbeeldingskracht inzetten om het gat te dichten. Dat is ook het tragische lot van de nabestaanden van zelfmoordenaars. De meesten van hen worstelen met schuldvragen, maar ik weiger te geloven dat het de bedoeling zou zijn van zelfmoordenaars om nabestaanden te straffen.” Nee, licht en luchtig kan je Connie bezwaarlijk noemen: “Als je echt wil ontspannen op vakantie neem je Dan Brown mee en geen Connie Palmen. Die kan je na het lezen onmiddellijk bij het oud vuil leggen, want je kent de plot en dus ga je het boek niet herlezen.

Mijn werk is niet plot driven. Bij mij kom je nooit ergens achter en als er iemand dood gaat, dan gebeurt dat op de eerste pagina. Dan hebben we dat ten minste al gehad.”

En zo maken Connie en Johan het bruggetje naar Jij zegt het waarin Palmen Ted Hughes aan het woord laat en Plath al op pagina één zelfmoord pleegt. “Het verlangen om te verdwijnen zat er in het werk van Sylvia Plath altijd al in”,  zegt Connie over haar research. “Is dat ook geen kwestie van wie zoekt die vindt”, merkt Johan op. “Ja, daarin heb je gelijk”, geeft Connie toe.

“Ik weet zeker dat als ik morgen een moord pleeg, je aanwijzingen zal vinden in mijn hele oeuvre… dit is trouwens een hint.”

Voor Palmen was het een literaire verademing om met de stem van Ted Hughes te mogen spreken: “Ik ben een droge schrijver. De humor zit bij mij in de syntaxis. Ik kan je dat uitleggen, maar ik ga dat niet doen. Stel je voor dat Saskia Noort er mee gaat lopen. Hughes is een poëet. Vanuit zijn stem moest ik me de adjectieven niet langer ontzeggen.”

Voor Palmens signeermarathon begint, heeft ze het nog even over I.M., het autobiografische verhaal over haar liefdesgeschiedenis met Ischa Meijer. Hoe waargebeurd ook, toch noemt Palmen het een roman:

“I.M. is een roman omdat ik het zeg. Recensenten kunnen hem niet veranderen. Enkel kunstenaars kunnen de kunst veranderen. En kunst moet veranderen.”

Tussen de wijntjes en fijn gezelschap door schuif ik achteraf aan voor een handtekening. Want als er een schrijver is die wat idolatrie verdraagt, dan is het Palmen wel. Het is mijn exemplaar van Het drama van de afhankelijkheid dat ik meeheb. Het is hierin dat ik afgelopen week louter toevallig stootte op haar versie van die ene Saint Amour waarop Claus onwel werd: “Ik kan het niet voordragen. Ik heb het een paar jaar geleden geprobeerd, maar ik brak. Net zo erg als lachen om je eigen grappen, is breken om je eigen tekst.” Laat me daarom een stukje citeren om dit verslag van een bijzonder fijne avond te beëindigen. Want dat ze het beschrijft zoals het was, dat moet ik haar nageven. Heel juist én heel mooi.

“Samen herinneren we ons de dramatiek van het moment waarop in 2003 de pneumonie jou op het schouwtoneel van Leuven wreed de adem afsneed en de lucht deed struikelen waarmee je jouw ziel in de woorden blies… Hoe de zaal nog even meent met een van je shakespeareaanse grollen van doen te hebben, maar na het tweede kreupele couplet morsstil wordt. Nog hoor ik het, stiller dan de dood wordt het theater. En dat wat je nooit wilde, gebeurt: wat het publiek te zien krijgt, is echt. Jij, de speler, de keizer van de pose, staat naakt te kijk.”

PS. De Boekenmeisjes waren al eens eerder in De Zondvloed.

PPS. In Barboek durven wij zelf al eens een literair evenement organiseren. Waarom binnenkort niet in Mechelen?

PPPS. Met dank aan Kathy Van Crombruggen voor de foto’s!