Column

Vuilkar

Ik ga mijn wenkbrauwen laten groeien. Het worden indrukwekkende borstels, van waaronder ik smalend naar de wereld zal loeren. Ik ga een bijpassende outfit aanschaffen, compleet met te korte ribfluwelen broek en witte sokken in mijn sandalen. Mijn met reuzel geplamuurde comb-over gaat prijzen winnen.

Ik vervoeg het legioen van stoffige azijnpissers en gemelijke stuurlui aan wal. Ik ga de rest van mijn dagen slijten met het schrijven van vlijmende commentaren. Compleet met ‘in casu’ -tussen gedachtenstreepjes- om erudiet over te komen. Ik ga in een zure eenmansguerilla de beschaving redden van alle barbaren die op de poorten beuken.

Troglodieten die hashtags in spreektaal gebruiken, bijvoorbeeld. Mensen die ‘drukdrukdruk’ ratelen wanneer je vraagt hoe het met ze gaat, alsof hun agenda een maatstaf is voor hun welzijn.  Batavieren die drieduizend jaar geletterdheid overboord gooien en integraal in emoticons schrijven. Pathologisch enthousiasten die hun Facebookpost steevast met ‘woepwoep!’ laten beginnen. Mensen die ‘whoop whoop’ niet kunnen spellen.

Ik heb nogal een ochtendhumeur, moet u weten. Ik blader aan de ontbijttafel door de online kranten en hul me in mijn ergernis als was het een warme kamerjas.

Nog een berichtje aan mijn moeder (‘ik kom wat later, ben aan het radicaliseren’) en ik ga aan de slag.

Ik begin met het krantenartikel dat hetzelfde effect had op mijn gemoed als een kotelet op een klasje piranha’s. ‘Boekenverkoop daalt voor tiende jaar op rij’, zegt de kop. Dat is dan inclusief de monsterverkoop van kookboeken met of zonder gluten. Haal die uit de cijfers en je jankt je onnozel. Koleirig geef ik mijn toetsenbord ervan langs.

Ik zit ergens halverwege een zin over het alomtegenwoordig godsgruwelijk zeiken over de cuisson wanneer mijn vingers stokken. Het gaat niet. Het wringt tegen. Ik ga nog liever bij de boer om de hoek een zeug muilen dan een ‘in casu’ op papier te kotsen. Hemingway ging tenslotte ook niet liggen janken in de krant omdat de nazi’s zijn moveable feast partycrashten, maar hij schopte ze bij de bevrijding hoogstpersoonlijk uit zijn geliefde Ritz.

Hemingway, dié zou ongetwijfeld hele horden onschuldige voorbijgangers richting boekhandel ranselen, met een exemplaar van Ulysses of zo. Ligt lekker in de hand en geen kat die merkt dat nadien wat pagina’s ontbreken. Dat ik daar niet eerder aan heb gedacht. Ik gooi mijn wenkbrauwambities overboord en maak me op om zijn voorbeeld te volgen. Geen Ulysses in mijn kast, maar Gravity’s Rainbow is ook ten zeerste aan te bevelen voor lezers die hun medemens liever niet met de blote hand te lijf gaan.

Buiten krijsen de remmen van de vuilkar, die het oud papier komt ophalen. Twee vuilnismannen springen van de wagen en beginnen stapels opdringerige reclamefolders in de laadklep te gooien. Plots spurt de jongste vuilnisman naar de cabine en roffelt op de ruit tot de chauffeur stopt. Hij rent terug naar de laadklep, reikt diep in het papier en haalt er wat uit. Het is een boek. Met zijn muts wrijft hij het ergste vuil van de cover. Hij ritst zijn overall open en stopt het zorgvuldig onder zijn trui. Hij zwaait lachend naar de achteruitkijkspiegel en uit het raampje verschijnt een harige knoest met opgestoken duim.

Ik klik in mijn halve commentaar op het boekenverkoopartikel, druk lang op delete en begin weer te typen. ‘Boeken worden niet alleen verkocht, maar ook gered, gegeven, geruild en geleend. Sommige gaan verloren, maar velen worden gevonden. Er is hoop, vrienden. #woepwoepmodderfokkers!’

 

PS: Sinds Hebban.nl This Is How We Read uitkoos tot één van hun favoriete boekenblogs, zijn we (nieuwe) vrienden met ‘de grootste en leukste lezerscommunity van Nederland en Vlaanderen.’ Sinds mei publiceren we (=Barbara & Kurt, om de beurt) maandelijks een column op Hebban.nl.