Column

Column op Woensdag: Stokbrood en Sigaretten

Tijdens de zomervakantie presenteert This Is How We Read elke woensdag één van de genomineerden van onze columnwedstrijd 2019. Vandaag kijkt Ellen met nieuwe ogen naar een liefdesbriefje dat ze als 7-jarige schreef. 

Hij was 15 jaar oud. Ik was er 7.

Mijn moeder had zijn moeder leren kennen dankzij haar werk als logopediste. Zijn moeder had ons gezin uitgenodigd voor een etentje. Hij was er ook die avond, samen met anderen die ik me niet meer voor de geest kan halen.

De tafel zat vol. Dat herinner ik me. De tafel was lang. Dat herinner ik me ook.

Herinneringen zijn misleidend, zeggen ze. Dat klopt.

Ik weet uit ervaring dat ik niet altijd op mijn herinneringen kan vertrouwen. In ieder geval vond ik hem een beetje vreemd.

Hij leek wel aardig, maar toch, hij was vreemd. Ik wist dat er een aanzienlijk leeftijdsverschil was, maar dat voelde zo niet aan. Hij was 15 jaar oud, maar hij gedroeg zich zoals een 7-jarige.

De volwassenen hadden het gezellig samen. Er werd gelachen en gedronken. De kinderen hielden zich bezig en verzonnen gekke spelletjes. Dat deed hij ook. Hij rolde stukjes stokbrood op tot sigaretten en deed alsof hij ze ging oproken. Dat vond ik als 7-jarige ontzettend grappig. Mijn jongere zus en ik lagen dubbel van het lachen. De volwassenen begrepen de grap niet, want keken ze zijn richting uit, dan had hij natuurlijk de nepsigaretten al lang onder tafel gestoken. Zo bleef het een exclusief grapje, een grapje enkel voor en door kinderen.

Hij mocht dan wel vreemd zijn, ik vond hem charmant. Ik vond hem zo leuk dat ik hem een briefje schreef. We zaten in het Frankrijk en ik werd tweetalig opgevoed.

Je t’aime.

Dat had ik net leren schrijven. Eerst de J en de E. Dat was makkelijk. En dan werd het iets moeilijker. De T moest gevolgd worden door een boogje bovenaan, en dan volgden de A, de I, de M en de E. Even goed opletten bij het neerpennen, maar ik kon het. Ik had het geleerd.

Ik had hem het briefje overhandigd toen we van tafel mochten.

Het had een onverwachts effect. Hij kreeg een aanval en zijn moeder bracht hem weg. Ik heb hem die avond niet meer gezien. Ik herinner me vaagweg dat hij op de grond lag te trillen, maar die herinnering kan misleidend zijn.

Ik weet het eerlijk gezegd niet meer. Ik weet enkel dat mijn briefje hem die aanval bezorgde.

De volwassenen probeerden ons gerust te stellen. Ze schermden ons af: het zou allemaal wel goedkomen. Ik begreep het niet.

Wel kwam zijn moeder naar me toe na alle commotie. Ze had tranen in haar ogen en gaf me een beertje. Het was klein, maar o zo mooi. Een plastic beertje met zo’n fluwelen laagje en armpjes en benen die je naar hartenlust kon bewegen. Ze gaf me een dikke knuffel.

Ik denk dat ze mijn briefje gevonden had.
Dat vond ik op het moment zelf niet zo leuk, want dat briefje was privé.

Maar nu?
Nu hoop ik dat ik niet de enige was met die boodschap.

Haar eerste verhalen schreef Ellen Willième op de lagere school. Indiana Jones kaapte steevast de hoofdrol weg. Alhoewel… Dat klopt niet. De hoofdrol was altijd weggelegd voor zijn vrouwelijke kompaan. Zij redde het verhaal als alles misliep. Nu verzint Ellen gelukkig ook andere personages, waarbij ze gebruik maakt van eigen ervaringen en herinneringen om het geheel te kruiden.