Column

Column op woensdag: De man die mij verwart

Tijdens de zomer presenteert This Is How We Read elke woensdag één van de genomineerden van onze columnwedstrijd 2022. Vandaag bekent Marlies Hofland dat een man die bij de Albert Heijn rondhangt, haar danig uit haar evenwicht brengt. 

In het gebouw waar ik woon zit een Albert Heijn, en voor die Albert Heijn staat de meeste dagen van de week een man. Of eigenlijk hangt hij op de bagagedrager van zijn fiets waarvan de volle fietstas in zijn kuit drukt.

Hij is vrij lang, aardig aan de maat, heeft vuurrode wangen en een vriendelijke uitstraling. Hij zegt altijd iets als je langsloopt maar ik heb er nog nooit ‘goedemorgen’ of ‘fijne dag’ in kunnen ontdekken. Toch voel je dat hij je iets vriendelijks toewenst, dus ik glimlach altijd en wens hem iets soortgelijks terug.

Deze man verwart mij. Hij verkoopt een daklozenkrant dus dat betekent volgens mij dat hij geen vaste verblijfplaats heeft, maar hij oogt niet dakloos. Hij staat er bij weer en ontij – zelfs als het uit de hemel stroomt staat hij daar met zijn natte krantje – maar hij lijkt mij te goed gevuld om niet regelmatig bijzonder goed te dineren. Zou dat voor een dakloze tot de mogelijkheden behoren? Ik weet eigenlijk niets van dakloze mensen.

Ik weet niet waar zij slapen en of ze daar gratis toeven, ik weet niet of ze allemaal aan de drugs zijn zoals je vroeger leerde of dat het gros juist geheelonthouder is, ik weet niets.

Van onze dakloze weet ik alleen – inmiddels – dat hij geen Nederlands spreekt en dat hij tegen onze container urineert. Dan laat hij zijn fiets met volle fietszakken even achter, draait het hoekje om en plast daar tussen de container voor het plastic en die voor het glas. Niet subtiel, gewoon in het volle zicht. Het lijkt me beter dan dat hij het laat lopen, maar toch voel ik elke keer – ik heb hem dit nu vier keer zien doen – walging. Al begrijp ik hem ook. Wat kan ie anders?

Nu vond ik laatst dat ik wel eens wat kon doen voor deze man die mij altijd zo vriendelijk iets toebromt, maar geld geven wilde ik niet. Kon ik hem misschien iets te eten aanbieden?

“Kan ik iets voor u meebrengen?”, vroeg ik hem toen ik de Albert Heijn in stapte.

“Yes!” zei hij enthousiast. “Ehm… ehm…” Hij gebaarde iets in vierkante vorm, en zei toen “Cheese.”

“Kaas?”, vroeg ik hem.

“No. No. Ehm….”

“Een kaasbroodje misschien?” Nee, dat was het ook niet.

Toen kwam het eruit. “Brie. Camembert!” Hij wist weer hoe het heette, het Franse kaasje waarin hij zin had. Ik kon mijn lachen inhouden tot ik uit het zicht en in de Albert Heijn was. Voor mezelf haalde ik een luxe speltbol want kom, het was mijn vrije woensdagmiddag, en voor meneer een Camembert.

“Alstublieft”, zei ik terwijl ik hem de kaas overhandigde.

Hij bromde iets wat leek op “Thank you”, keek me aan met zijn vriendelijke ogen in dat vuurrode gezicht, en legde de kaas in zijn overvolle fietstas. Naast de fles Chardonnay, het bakje Filet Americain en het potje olijven. Zoals ik al zei: deze man verwart mij.

Marlies Hofland wordt blij van schrijven. Als de verhalen in het hoofd om voorrang vechten en de vingers beginnen te jeuken, dan trekt ze de laptop tevoorschijn en schieten haar vingers als spinnetjes over het toetsenbord. Dit leidt af en toe tot een mooie vondst en soms tot een tongstrelend zinnetje. En vooral tot veel plezier. 

PS: Pak je trekrugzak tijdig uit en klein leesgeluk in een slecht leesjaar.