Interview,  Uitgelezen

Blogtour: Marie van Marc De Bel op bezoek

Geachte Marc de Bel,

de laatste keer dat we elkaar tegen het lezerslijf liepen, was ter hoogte van mijn twaalfde verjaardag, toen ik samen met Blinker op pad ging en luidkeels Cyndi Lauper stond te kelen, want als durfal Nikki dat kon, dan ik ook. Ik moet eerlijk toegeven dat de twaalfjarige in mij al haar moed moet verzamelen om de grote Marc de Bel aan te spreken. Het boekenmeisje in mij loopt tegenwoordig gelukkig rond in stoutere schoenen en durft dus gewoon aan te kloppen voor een interview. En zingt niet meer luidkeels en loeivals mee met foute nummers, wees gerust.

Met vriendelijke groeten,

Eveline

Zo ging het mailtje de deur uit. De trilogie die Marc de Bel schreef over zijn grootmoeder (Ule), tante (Mette) en Marie beheerste mijn leven namelijk even. Elk vrij moment bracht ik door met Ule, die tijdens de eerste wereldoorlog op de vlucht moest slaan voor de Duitsers. Mette en haar ongelofelijke overtocht naar Amerika vergezelde me naar de wachtkamer van de tandarts en de dermatoloog. Koken liet ik over aan mijn lief, terwijl ik, met de drukproef van Marie in de hand, nog net vaag kon wijzen waar de koriander stond.

.

Deel drie van de trilogie wordt volgende week voorgesteld in Kazerne Dossin. Een boek waar erg naar wordt uitgekeken, zowel door Marc zelf, als door veel fans van Ule en Mette.

In het rustige dorpje Meensel-Kiezegem stort halverwege het jaar 1944 een Canadese bommenwerper neer. De piloot overleeft de crash en slaagt erin te ontkomen aan de Duitsers. De dorpelingen verstoppen Teddy en proberen te ontsnappen aan de razzia’s van de collaborateurs. Maar als de zoon van één van de zwarte gezinnen wordt vermoord door het verzet, deporteren de bezetters een groot deel van de dorpelingen concentratiekampen. Zo ook de zestienjarige Marie, haar broer Fiele, vriendje Nolle en vriendin Mira. De strijd om te overleven is bikkelhard.

Marc de Bel waagt zich tussen het jonge tienervolk, na tientallen jaren op de boekenrekken voor 7 tot 12-jarigen?

YA wandelde een tijdje geleden mijn schrijversleven binnen. Ik begon met het verhaal van Epinona, een veertienjarig, romantisch ingesteld meisje ten tijde van het jaar 50 voor Christus. Wat me aan aan haar verhaal vooral boeit, is om een het te brengen vanuit de kant van de verliezers. Daarop volgde Nelle, de heks van Cruysem, gebaseerd op een legende die ik al kende sinds ik een ‘manneke’ van vijf was. Toen was ik blij dat de heks aan het einde van het verhaal werd verbrand, maar nu, als volwassene, had ik het nodig om een eerbetoon aan haar te schrijven. De YA-bal was aan het rollen gegaan.

En toen kwam Flanders Field Museum met de vraag om je inktpot tentoon te stellen?

Inderdaad. Bij het terugbrengen van mijn pen en inktpot vertelde de medewerker van het museum me een verhaal dat niet los liet. Over drie broers en een zus die op een speelplaats tijdens de eerste wereldoorlog door de nonnen bruusk uit elkaar worden gerukt om ondergebracht te worden in koloniën voor kinderen. Dat was de trigger om het verhaal van mijn grootmoeder, Ule, te gaan neerschrijven.

En zij vertelde je haar verhaal over de eerste wereldoorlog.

Over mijn grootvader die ik nooit gekend heb, die overleed in de loopgraven. 80% van Ule is feit, maar ik heb het gedurfd om mijn oma een aantal dingen te laten beleven die ze niet echt heeft meegemaakt.

Wat zou zij over het boek gezegd hebben?

70% van haar zou blij en trots zijn, 30% verbitterd. Tussen haar 18 en 21, net na de eerste wereldoorlog, heeft ze zwarte sneeuw gezien. Hongersnood. Ziekte.  Het weduwepensioen dat uitbleef.

Je schrijft de verhalen van Ule, Mette en Marie neer om het niet te vergeten.

Dat is het grootste gevaar: dat jongeren de verschrikkingen van de oorlog, de loopgraven, de bombardementen en de concentratiekampen vergeten. Marie is een combinatie van getuigenissen van twee krasse madammen van 90 jaar. Barones Lily De Gerlache de Gomery en Paula Pijpen uit Meensel-Kiezegem. Paula keek al maanden uit naar de boekvoorstelling van ‘haar verhaal’. Vorige woensdag is ze begraven. Weer een getuigenis die verdwijnt.

Marie, Nolle, Fiele en Mira, net voor ze werden opgepakt en gedeporteerd.

 

Je boeken slagen erin de ogen van jongeren te openen.

De impact en de waarde van de oorlogsverhalen beginnen langzaam te verdampen. Als ik bij een lezing een stukje uit een boek breng, wordt het stil. Ule, Mette en Marie gaat over hun grootouders. Ze kunnen zich identificeren met de tieners in de boeken. Ik zie de waas voor hun ogen wegtrekken.

Maar je verwijt de jeugd niets?

Als kind van vijf dacht ik dat oma’s zo geboren worden, met grijze krullen en rimpels. Als kind van 8 besefte ik dat ze ooit ook kind is geweest. Toen ik 12, 13 jaar was begon ze verhalen te vertellen. Over mijn opa die vier jaar in modder heeft gezeten. De oorlog heeft de jeugd van deze tieners afgepakt. Als puber stond ik er ook niet bij stil, dus ik verwijt de jeugd niets. Ik probeer dieper te gaan en het menselijke verhaal te vertellen. Het zijn de verhalen van de mensen die in onze genen en ons bloed zitten, maar toch vergeten we.

Je research voor Marie was verregaand?

Honger zoals mensen in de oorlog en concentratiekampen geleden hebben, dat kennen wij niet. We trekken de frigo open en nemen er alles uit wat we willen. Voor ik Marie begon te schrijven, heb ik vijf dagen niet gegeten. De eerste dag was moeilijk, de tweede verschrikkelijk, dag drie was het over en dag vijf kon ik geen bak bier meer opheffen. En dan was het niet alleen de honger: kou, luizen, vlooien, geslagen worden, vernederd worden, ziektes,…

Je zat diep in deze verschrikkelijke verhalen.

Ik deed een jaar lang research: ik las boeken over concentratiekampen, luisterde naar de verhalen van Lilly en Paula. Op een gegeven moment heeft mijn vrouw gezegd: ‘Stop, nu is het genoeg’. Ik heb drie dagen niet geschreven. Vooral als het over kinderen ging, kreeg ik het moeilijk.

Je gebruikt in het boek een quote van Louis Paul Boon: ‘Iemand moet de oude wijn in nieuwe zakken steken.’ Dat is wat je met Marie doet?

Ik heb de vinger aan de pols: ik geef veel lezingen en heb zelf een rits kleinkinderen tussen de 9 en de 16. Ik ben in feite de nieuwe zak. Als je boeken leest van getuigen van de concentratiekampen die dat 50 jaar geleden schreven, dan voel je dat deze in een andere stijl geschreven zijn. Zulke boeken vinden nog moeilijk een weg naar jongeren.

Je brengt heftige verhalen over grbeurtenissen uit jouw streek. Krijg je daar reacties over?

Ik ontvang evenveel mails van opa’s en volwassenen als van zestienjarigen. Zo is Marie er gekomen, door een bezoeker die mij tijdens een signeersessie op de boekenbeurs aansprak. ‘Mijn oma was ook een meisje van 14 in ’14. En ik heb nog een oorlogsverhaal uit mijn dorp. Daar moet gij een boek over schrijven en Spielberg moet dat verfilmen.’ Het boek is er, nu Spielberg nog overtuigen.

Die bezoeker was de huisdokter van Paula?

Paula wilde haar verhaal brengen. Gelukkig was mijn vrouw ook mee, want uiteindelijk vertelde Paula meer tegen mijn vrouw dan ze ooit tegen haar huisdokter of tegen mij vertelde. In Meensel ligt het verhaal van de piloot die verstopt werd, de acties van het verzet en de represailles van de collaborateurs op verzetsmensen nog gevoelig. De divisie Zwart-Wit -zwart voor collaborateurs, wit voor verzetsmensen- blijft bestaan.

Hoe ontmoette je barones Barones Lily De Gerlache de Gomery?

10 jaar geleden verscheen het derde deel van Oom Trotter, dat zich afpeelt zich op het schip De Belgica op Antarctica. Barones De Gerlache is de schoondochter van eerste Belg op Antarctica. Zijn schrijftafel in het kasteel staat nog steeds zoals het vroeger was: met schrijfpotten en spinnenwebben. Ik mocht er op bezoek en het klikte met de barones.

Ze sprak toen nog Nederlands. Nu, bij het vertellen over Ravensbrück kwam het verhaal terug in het Frans, haar Nederlands is ze kwijt. Het moeilijkste moment in haar verhaal? Toen ze de namen van vriendinnen die niet gehaald hebben begon op te sommen. Die, die, die ook, zij, haar, toen die. Het stopte niet. Zij had tranen in de ogen, ik een krop in de keel.

De barones schreef een boek over de verschrikkingen van Ravensbrück?

Le faux silence heet het boek. Ik kreeg het tien jaar geleden in handen, bij mijn bezoek aan de schrijfkamer van haar schoonvader. Ik heb het in één ruk uitgelezen en weggezet. Ik schreef toen voor 7 tot 12-jarigen en kon er niks mee. Nu, voor Marie, kwam het boek weer uit de kast.

De twee dames hebben je hun levensverhaal toevertrouwd.

Ik ben dankbaar voor de gesprekken die ik gehad heb met Paula en de barones. Ze kenden mij als onderwijzer, ik ben van de streek en ze kennen mijn werk als schrijver, dus dat helpt om vertrouwen te scheppen.

Welk boek schrijven je kleinkinderen over jou in 2054?

Oei.. Euh… geen idee. Ik zit er te diep in om dat te kunnen zien. Ik heb een fantastische band met alle zeven, ze vechten om hier te komen slapen. De oudste leest graag, schrijft veel en is een echte artistiekeling.

Opa is mentaal dertien, dat moeten ze weten als ze later met hun lief komen. We zijn zot van kinderen en hun leefwereld. Zo wisselen we muziek uit. Onlangs kochten we een cd van een meidengroep, ik ben de naam even kwijt, die muziek staat hier dan loeihard. Ik wil dat mijn kleinkinderen dat kinderlijke houden, volwassen zijn duurt zo al lang genoeg.

Je gaat verder met YA?

Er liggen er hier… (telt even) 8 synopsissen die zo goed als af zijn, die ik de komende 10 jaar ga schrijven. Ik beschouw dit ook als literatuur voor volwassenen. Verschrikkelijk veel mensen zitten te wachten op Marie.

Dat gevoel ken je zelf ook.

Ik heb nog nooit zo verlangd om een boek in mijn hand te houden. Ik ben nog nooit zo diep geweest. Toen Marie klaar was heb ik Halloweense worstjespudding geschreven. Ik had dat nodig, om eens goed te gelachen en iets zots te doen. Het keurslijf van de geschiedenis valt weg: als ik een olifant nodig heb met een bombardon en een tutu, dan kan dat.

Marie, codenaam Jeanne, Marc de Bel, Uitgeverij Van Halewyck