Uitgelezen

1, 2, 3 – Zij.

Een korte recensie en twee prachtige passages. Meer heb je niet nodig om in te schatten of het klikt tussen jou en… de roman ‘Zij.’ van Maaike Neuville (2023, De Bezige Bij)

Korte recensie: De ouders van Ada Peeters noemden hun dochter naar het vrouwelijke hoofdpersonage in het meesterwerk van Mulisch, De ontdekking van de hemel. Daar moest wel een kunstzinnig kind van komen! Op haar 39ste is Ada actrice. Ze staat op de planken met een eigen tekst, een monoloog van Ifigeneia. In Zij. volgt de lezer Ada van dichtbij, tijdens een dag in haar leven: hoe ze zich voorbereidt op het spelen, naar het station fietst en de trein neemt. Hoe ze op de bühne staat te wachten om te beginnen en na de voorstelling in de foyer met toeschouwers praat. Ada geeft inkijk in haar gedachten en onzekerheden en herinnert zich vooral die foute theaterdocent en andere liefdes met een scheve machtsverhouding. Gaandeweg neemt Ada zich voor: ‘Ik schrijf mij.’

Als lezer heb je het gevoel dat Maaike Neuville (naast schrijfster ook actrice) met Ada zichzelf schreef. Op de meest poëtische, gevoelige en dappere manier.

Favoriete passage: “Ik heb het gevoel dat ik vecht met de tijd en dat ik, niet eenmaal maar onophoudelijk, verlies. Dat de keuzes die ik maak halve keuzes zijn zodat er constant nieuwe gaten worden geslagen in mijn leven waardoorheen de minuten, de uren, de jaren wegsijpelen en ik nu ben aanbeland op een punt, het is geen punt, maar een smeltende ijsschots, waarop er niet meer genoeg overblijft om nog iemand te worden, maar ook nog niet genoeg gebeurd is om al iemand te zijn.

Hier zit ik dan, negenendertigjarige dekmantel voor al wie ik niet meer kan zijn.”

Nog een hele mooie: “Je zou toch denken, je zou toch denken dat als je eenmaal de stap hebt gezet naar het spreken van je eigen woorden op het toneel, dat je dan bent aangekomen, maar het is nooit verworven, de twijfel dient zich telkens aan, elke stap die je in deze eeuw zet lijkt een terugval, terug naar wie denk je wel dat je bent, wat denk je wel dat je doet, wat geeft jou het recht om je eigen woorden enzovoort. Wat een hardnekkig verhaal. Welke nacht heeft zich ongemerkt kunnen plooien rondom alles wat ik doe zodat ik, als vrolijk opgevoede volwassen vrijgevochten vrouw, alsnog met strakke boeien in deze trein zit?”

En vooruit, nog een laatste, korte. Vandaag doen we een 1, 2, 3, 4:

Een mens is een hardnekkiger verhaal dan ik me ooit had kunnen inbeelden omdat een mens helemaal geen verhaal is. Of ze is er duizenden.

Ik ben een samenraapsel van projecties en ideeën. Maar wat hen bindt is de beslissing, die van mij, om het licht te schijnen op een van hen. Ik schrijf mij.”