Uitgelezen

1, 2, 3 – Olijven moet je leren lezen

Vandaag begint in Vlaanderen en Nederland de Poëzieweek 2024. Geen beter moment om ‘Olijven moet je leren lezen – een cursus genieten van poëzie’ van Ellen Deckwitz (Atlas Contact) nog eens onder de aandacht te brengen. Het boek uit 2016 zit vandaag aan z’n 11e druk. Op naar de 12?

Korte recensie: Wat een heerlijke handleiding schreef de Nederlandse dichter Ellen Deckwitz. Haar stelling is dat je poëzie moet leren smaken, zoals olijven. In 23 korte hoofdstukken behandelt ze vragen als ‘Waarom zit er zoveel wit in gedichten?’ en ‘Wat is het nut van poëzie?’. Ze vertrekt telkens van een concreet gedicht en legt enthousiast uit wat ze goed vindt.

Deckwitz is een leraar met humor en relativeringsvermogen. De ondertitel is met reden ‘een cursus genieten van poëzie’ en niet ‘een cursus opscheppen over poëzie’.

Ze is los waar het kan (‘Zoeken naar mooie regels is de beste manier om te beginnen (…). Gewoon, hup, bloemlezing openslaan, zacht potlood erbij en strepen maar.’) en streng waar het moet (‘Een gedicht betekent niet àlles. Een gedicht wil zichtbaar maken wat de lezer nog niet eerder heeft gezien, en stuurt diens blik via taal. Daarvoor is elk woord, elke komma afgewogen.’) Een must-read voor nieuwsgierige lezers en aanstormende dichters.

Favoriet gedicht: Het eerste gedicht dat Deckwitz in ‘Olijven’ bespreekt, is van Paul Snoek. Haar lezing van de tekst werkte voor mij (Barbara) enorm verhelderend en verhoogde de poëziepret. Ik hoop voor jullie hetzelfde!

Een zwemmer is een ruiter – Paul Snoek

Zwemmen is losbandig slapen in spartelend water,

Is liefhebben met elke nog bruikbare porie,

Is eindeloos vrij zijn en inwendig zegevieren.

En zwemmen is de eenzaamheid betasten met vingers,

Is met armen en benen aloude geheime vertellen

Aan het altijd allesbegrijpende water.

Ik moet bekennen dat ik gek ben van het water.

Want in het water adem ik water, in het water

Word ik een schepper die zijn schepping omhelst,

En in het water kan men nooit geheel alleen zijn

En toch nog eenzaam blijven.

Zwemmen is een beetje bijna heilig zijn.

Ellens interpretatie: “Waarom zeggen dichters niet gewoon wat ze bedoelen? Dat is toch de afspraak als we ons bedienen van taal? Het is wel zo praktisch begrijpelijk te zijn wanneer je bericht over bootvluchtelingen of een handleiding voor kolfapparatuur maakt. Maar wie wel eens vriendschapsverdriet (…) heeft meegemaakt, weet dat woorden soms tekortschieten. (…) We zijn er goed in om globaal te zeggen wat we bedoelen, maar daar houdt het ook op. Gelukkig hebben we de poëzie nog. (…)

Dichten is met taal om zaken heen cirkelen die zich niet eerder in taal lieten vangen. Dat is een lastig proces. (…) Soms kan je iets alleen maar zeggen via een omweg. (…)

Laten we eens gek en welwillend doen en ervan uitgaan dat Paul Snoek ons iets wil vertellen. Hoe prachtig is zwemmen opeens als je gelooft dat de dichter het meent, dat zwemmen liefhebben met iedere porie is? Zo wordt ieder zwembad een knuffelbordeel en weet je meteen waarom kinderen zo van zwemmen houden, de sloeries. Al kan je niet precies uitleggen waarom zwemmen ‘met armen en benen aloude geheimen vertellen’ is, toch heb je een idee wat Snoek hiermee bedoelt.

Beginnen met het lezen van poëzie is ermee akkoord gaan dat je niet meteen alles begrijpt. Maar wel dingen gaat aanvoelen. Terug naar het zwembad.

Je wordt, als je zwemt, van alle kanten aangeraakt. Het water drukt op je, spoelt langs je heen, in je ogen, in je oren. Hoeveel nauwkeuriger formuleert Snoek dat wel niet met ‘in het water kan men nooit geheel alleen zijn/ en toch nog eenzaam blijven’? Dan wil je meteen een tienbeurtenkaart kopen.

Waarom zegt Snoek niet gewoon dat hij van zwemmen houdt? Omdat hij niet gewoon van zwemmen houdt. Hij zegt niet ‘gewoon’ wat hij bedoelt, hij zegt precies wat hij bedoelt.”