Column

Lift

Claire Bracke nam deel aan onze columnwedstrijd en is graag ‘vreeverweg’, zowel in het echt als op haar blog.

 

Lift


De Hongaarse vrachtwagenchauffeur rijdt onaangekondigd de autosnelweg af. Mijn reiskompaan en ik zitten zweterig dicht tegen elkaar geperst op de passagierszetel, met kratten vol Hongaarse eieren op schoot, en wisselen verontruste blikken uit. Nu weet ik natuurlijk niet preciés de weg naar Székesfehérvár – hell, ik loop na 30 jaar nog altijd verloren in Gent- maar deze stoffige tweevaksbaan langs de Hongaarse brousse kan het niet zijn.

Bovendien moeten we volgens de kaart noordwaarts en rijden we duidelijk niét die richting uit. Dat weet ik omdat ik nergens mos op de bomen kan bespeuren. Jaha, deze eierboer koos de verkeerde lifters om te kidnappen!

“NOOIT MEERIJDEN MET VREEMDE MENSEN!”

Ik had natuurlijk naar mijn mama moeten luisteren. In gedachten overloop ik de mogelijke strategieën.  De deur opengooien en onszelf James Bondgewijs richting veiligheid koprollen?  (Te riskant, en ook wel zonde van al die eieren). Stiekem de politie bellen? (Was dat nu 100, 112 of 911?). Onze chauffeur overmeesteren en triomfantelijk uitleveren aan de burgerwacht van Székesfehérvár?

Na een hoofdzakelijk telepathisch gesprek met m’n reisgenoot, ga ik voor optie D:

“Ehmm…,” probeer ik aarzelend de aandacht van onze chauffeur te trekken, “Székesfehérvár?”

Mijn vinger prikt herhaaldelijk in de roodomrande stad op de kaart. Die slepen we al een paar weken met ons mee en intussen verdwenen al heelder middelgrote steden in de scheuren en plooien.

De eierboer -laat mij hem gemakshalve Igor noemen- is ofwel doof, ofwel belust op moord, of mogelijks laat mijn uitspraak van het Hongaars te wensen over. In ieder geval kijkt hij niet op van de weg, waarlangs we in een waas straathonden en kleine huisjes met gedroogde pepers aan de gevels zien voorbijflitsen. Igor rijdt aan een behoorlijke rotvaart. Ik zie mezelf al in de krant eindigen. ‘Dom Belgisch duo loop in val van Igor “The Butcher” Horváth’.

We trekken alle registers open en testen uiteenlopende persuasieve communicatietactieken uit, maar onze norse Hongaar is bezwaarlijk een spraakwaterval te noemen. ’s Mans vocabulaire beperkt zich tot “OK” en wat onverstaanbaar gebrom. We schakelen over naar plan B en dwingen Igor halt te houden bij een onooglijk gehucht (een paniekerig “STOP” blijkt universeel).

Omringd door een horde belangstellende kleuters staan we nu met ons drieën in de gehavende kaart te prikken. Nu hij geen straathonden meer moeten ontwijken, heeft Igor meer aandacht voor ons. Geagiteerd wijst hij naar de autostrade, dan naar de legende. Dat moet hij een paar keer doen eer onze frank valt. Ahà.

Met lichte hartkloppingen en een krat eieren staan we een uur later op het trottoir in centrum Székesfehérvár. De zon schijnt, mensen spreken nog steeds hetzelfde, werkelijk ònverstaanbare koeterwaals, en we zijn niet gekidnapt. Igor de eierboer wou gewoon de tolweg vermijden.

Opgelucht dat we niet zelf verdwenen zijn in één van de scheuren op onze Hongaarse kaart, bestellen we ergens een pintje. De omelet vanavond zal smaken, maar volgende keer neem ik toch de trein.