Dat is de vraag

Pijn

Soms krijgen boeken een bijklank door gebeurtenissen in de buitenwereld. Af en toe breekt het leven zonder meer binnen in de literatuur. Dat gebeurde vorige week, toen terroristen een aanslag pleegden op de luchthaven van Zaventem en in de Brusselse metro. Op mijn nachtkastje lag toevallig (maar wat is toeval?) het nieuwste boek van de Israëlische schrijfser Zeruya Shalev, Pijn.

BP6A9531a

Het hoofdpersonage in die roman, Iris, overleefde een bomaanslag op een bus. Tien jaar later lijdt ze nog steeds verschrikkelijke pijn. Ook denkt ze nog vaak aan de ochtend van de aanslag, toen ze de beurt van haar man Micki overnam om de kinderen naar school te brengen, waardoor zij – en niet hij – op het verkeerde moment, op de verkeerde plaats belandde.

Meteen in het eerste hoofdstuk geeft Shalev een indrukwekkende beschrijving van wat slachtoffers van terreur horen:

“(…) ze gaf gas op de drukke straat, haalde een bus in die bij een halte stilstond, hoorde de verschrikkelijkste knal die ze ooit had gehoord, en daarna volmaakte stilte. Het was niet eens de kracht van de explosie (…), het waren ook niet de schroeven en spijkers en moeren, gemengd met rattengif om de bloedingen heviger te maken, die haar oren verdoofden, maar een ander geluid, dieper en erger dan de detonatie,

het geluid waarmee tientallen passagiers afscheid namen van het leven

het klaaglied van moeders die wezen achterlieten, het geschreeuw van jonge meisjes die nooit volwassen zouden worden, het gehuil van de kinderen die nooit meer naar huis zouden gaan, van mannen die afscheid namen van hun vrouw,

het geweeklaag van de ledematen die werden verminkt, de huid die verbrandde, de benen die nooit meer zouden lopen,

de armen die nooit meer zouden omhelzen, schoonheid die in de aarde zou vergaan, en dit klaaglied hoort ze nu opnieuw (…).”

Dit is geen ver-van-ons-bed-show meer voor Belgische lezers. De gebeurtenissen van 22 maart in Brussel veranderden Pijn van een roman ‘over de realiteit van het leven in Israël’, in een vreselijk herkenbare en urgente tekst. Dat de geciteerde passage zo authentiek aanvoelt, is trouwens geen toeval.

Zeruya Shalev weet waarover ze schrijft: in 2004 werd ze zelf het slachtoffer van een bomaanslag op een bus.

BP6A9532b

Twee jaar later interviewde ik haar voor De Standaard over De Tweede Familie, het boek dat ze aan het schrijven was op het moment dat de explosie haar knie verbrijzelde. Van de traumatische ervaring van de schrijfster zat er toen geen spoortje in de tekst. Pas nu, meer dan tien jaar na de feiten, komt Zeruya Shalev in haar literatuur terug op dat keerpunt in haar leven. Daarom ben ik zo blij dat ik Shalev binnenkort opnieuw mag interviewen, voor deze blog. Ik ben nieuwsgierig hoe het met haar gaat en ook oprecht onder de indruk van haar nieuwe roman.

De pijn waarmee de vijfenveertigjarige Iris in Pijn kampt, bestaat immers niet louter uit snerpende steken in haar bekken. Iris lijdt net zo goed onder de vervreemding van haar man en dochter of onder de wonde die haar jeugdlief Eitan sloeg en die opnieuw schrijnt, nu hij weer in haar leven verschijnt. Zeruya Shalev schrijft poëtisch en herkenbaar, maar haar analyses zijn messcherp. Lees even mee wat ze over moderne vrouwen schrijft:

“Keer op keer schieten we tekort, overschatten we wat we aankunnen, ons incasseringsvermogen, nog een kind, nog een baan, nog een hypotheek, vergeleken met ons is Sisyphus een amateur.”

Geïntrigeerd?

Shalev wordt op 7 april in Gent voor publiek geïnterviewd over haar nieuwe boek door Joseph Pearce. Inschrijven kan nog.