Uitgelezen

Met open kimono

Een poëtisch, meeslepend boek over een plompe sumoworstelaar? Gail Tsukiyama’s Straat van Duizend Bloesems bewijst dat het kan.

Volgens een populaire legende bepaalde een worstelwedstrijd tussen twee goden het lot en ontstaan van Japan. Sumo is er meer dan een sport. Het is een kunst, een traditie die het land samenhoudt. Hiroshi Matsumoto, de sumotori die in Straat van Duizend Bloesems opklimt naar de rang van kampioen, beseft dat ten volle. Als kind luistert hij met zijn opa naar sumowedstrijden op de radio. Tijdens de oorlog bieden die uitzendingen tegenwicht tegen het bange wachten in schuilkelders, de honger en de willekeur van de militaire politie. De jonge Hiroshi verwerpt Japans plannen voor een “Groot-Aziatische Welvaartssfeer” al lang voor de bombardementen op Tokio en de atoombom op Hiroshima zijn land verwoesten. Verloor de keizer soms niet elke voeling met het Japanse volk, op de dag dat de sportscholen sloten?

Pas na de oorlog krijgt Hiroshi de kans om zich in de sumotraditie in te schrijven. Hij doorstaat de rigoureuze training en het dieet van beginnende sumotori; ontdekt dat lenigheid en psychologie in de dohyo (worstelring) even belangrijk zijn als gewicht; en glimt van trots wanneer zijn haar eindelijk in een chonmage wordt gekapt, het traditionele knotje van de worstelaar. Zijn carrière neemt een hoge vlucht, terwijl zijn land overeind krabbelt na de catastrofe. Zeven jaar Amerikaanse bezetting hebben Japan ingrijpend veranderd: ‘Het leek of het land dat zo lang ondergedompeld was geweest in gereserveerdheid en zedigheid, zijn kimono ineens wijdopen liet hangen.’

Straat van Duizend Bloesems leest als een moderne versie van de meeslepende, breed uitwaaierende ‘epische roman’ uit de 19e eeuw. Gail Tsukiyama plaatst Hiroshi in het centrum van een hechte groep personages die allemaal worstelen met de problemen van hun tijd. Zo flirt zijn broer Kenji – een maskermaker – met de kasutori-cultuur, een stroming van rusteloze jongeren die de naoorlogse ontgoocheling bestrijden met drank, drugs en zelfmoord. Hiroshi’s vrouw Aki heeft het verlies van haar moeder in de vuurstorm over Tokio dan weer nooit verwerkt, wat zich wreekt zodra ze kinderen krijgt. Ook Hiroshi’s oma, Kenji’s leraar en Aki’s zus Haru proberen – met wisselend succes – de tradities waarmee ze opgroeiden te vertalen naar het Japan van de jaren ’50 en ‘60.

Omdat Tsukiyama al haar personages een eigen gezicht, verleden en verhaallijn geeft, is het moeilijk om Straat van Duizend Bloesems weg te leggen.

Een ongeluk in de bergen, een miskraam, een ongeoorloofde affaire met een geisha… altijd is er wel een plotwending waarvan je de afloop wilt weten.

Bovendien schetst de schrijfster, als Amerikaanse dochter van een Japanse vader, een heel tastbaar beeld van Japan. Ze combineert de enthousiaste bewondering van een buitenstaander met de kennis van een insider. Af en toe koketteert ze daarbij met Japanse termen. Dat de rituele sumowereld haar eigen jargon heeft, oké. Maar welke meerwaarde biedt het spreken over ‘orenji’ in plaats van sinaasappels?

Je vergeeft Tsukiyama die occasionele overdaad aan couleur locale, net zoals je een oog dicht knijpt bij sommige clichés. (‘We leven maar kort op deze aarde. Een man moet iets doen waar hij van houdt.’ – orakelt opa wanneer versbakken architect Kenji aankondigt dat hij maskermaker wil worden.) Straat van Duizend Bloesems vat dertig jaar Japanse geschiedenis samen, geeft inzicht in de gevoelswereld van een tiental complexe personages en leest bovendien als een trein. Vitten op details, zou lijken op een slag onder de kesho-mawashi (gordel).