Uitgelezen

Hoe heette de hoedenmaker?

Als het Barbara’s literaire voornemen was om goede boeken onmiddellijk twee keer te lezen, dan luidt dat van mij: laat je minder leiden door de literaire waan van de dag. In 2018 ga ik proberen om minder recente boeken te lezen en af en toe eens een ‘oud’ en vergeten boek op te pakken. Ik startte het jaar met Moon Tiger van Penelope Lively, een romantisch en onbekend kleinood waarvoor Lively terecht de Booker Prize kreeg. Even was het plan om de Booker Prize winnaars af te gaan, maar dan viel Hoe heette de hoedenmaker? in de bus, een autobiografische liefdestragedie van de Vlaams-Tsjechische Loekie Zvonik. Nooit van gehoord en winnaar van de VBVB Debuutprijs in 1976, perfect dus voor stormachtig leesweer in 2018!

In deze heruitgave van Cossee  doet het nawoord van Jeroen Brouwers uit de doeken hoe de autobiografische vork van Hoe heette de hoedenmaker? in de steel zit. De tragische liefdesaffaire tussen Hermine en Didier, die eindigt in Didiers zelfmoord, is volledig gebaseerd op de romance tussen de schrijfster (die oorspronkelijk Hermine heet) en haar studiegenoot Dirk De Witte, schrijver en zelfmoordenaar:

“In interviews zou ze bevestigen dat ze de werkelijkheid, de feiten, de betrokken niet heeft willen ‘vermommen’ omdat dit afbreuk zou doen aan de authenticiteit.”

Het verhaal begint in het Gentse studentenmilieu van de jaren 50. Hermine “had nog niet veel meegemaakt. Het moest nog allemaal komen. Ik had nog nooit echt liefgehad en ik had nog geen mensen weten sterven.” Samen met haar studiegenoot Didier hangt ze er aan de lippen van hun professor Duitse filologie. Hoewel er aantrekkingskracht in de lucht is, scheiden hun wegen.

“Het is moeilijk afscheid te nemen van iets dat had kunnen worden, ook wanneer je zelf de grond van de mislukking bent.”

12 jaar later ontmoeten de studiegenoten elkaar opnieuw en reizen ze samen af naar een filologencongres in Wenen. Hun samenzijn voelt onmiddellijk vertrouwd.

“Als je samen heel jong bent geweest, dan kan je elkaar volledig vertrouwen want dan ken je elkanders onschuldige begin waarnaar je altijd weer terugwil en dan weet je dat je geen vervelende dingen met elkaar zal uithalen.”

Terwijl Hermine nuchter in het leven staat, dweept Didier met de tragiek. Die vindt hij in de vergane glorie en smart van Wenen en in de woorden van Pavese, waarin hij iedere avond een stukje leest en onderstreept:

“Men slaat niet de hand aan zichzelf uit liefde voor één vrouw. Men slaat de hand aan zichzelf omdat een liefde, ergens een liefde, ons in onze naaktheid onthult, in onze ellende, onze weerloosheid, ons niet.”

De romance tussen de twee literatuurliefhebbers is teder en intiem. Maar hoe meer Didier aan de dood trekt, hoe krachtiger Hermine kiest voor het leven en de realiteit van haar gezin, dat haar – hoe onvolkomen ook – stabiel geluk verschaft.

“Ik zal hem verbannen naar de randgebieden van mijn leven. Ik zal me wijden aan andere dingen dan die van hem. Het kan niet anders, ik behoor andere mensen toe.”

Na hun terugkeer blijven Didier en Hermine elkaar dagelijks bellen. Over deze episode in hun leven verwordt de roman tot korte krabbels die wellicht een trouwe weergave zijn van de fragmentarische contacten tussen Loekie en Dirk, in de weken voor zijn dood. Indirect smeekt Didier/Dirk haar om samen voor de dood te kiezen.

“Hem liefhebben is ja zeggen tegen een absurde, door hem en door mij eigenhandige gecreëerde smart. Dat soort van liefhebben kan ik uiteindelijk niet aan.”

Loekie Zvonik schreef deze autobiografische roman zes jaar na de dood van Dirk. Tijdens het schrijfproces correspondeerde ze hierover met Jeroen Brouwers, vriend van Dirk en zijn vrouw Anneke (luguber detail is dat Dirk Jeroen nog leerde autorijden in de Ford Anglia die later zijn dood werd). In het nawoord gaat Brouwers opnieuw door hun aantekeningen. Als hij Loekie bekritiseert om een gemakzuchtige passage, wijt de schrijfster dat aan haar gebroken hart en als Brouwers de postuum gevonden dagboekaantekeningen van Didier/Dirk maar banaal vindt, merkt Zvonik sarcastisch op: “ja, stel je voor dat hij er een buitengewoon geïnspireerd literair tractaat van had gemaakt.” Toegegeven, een roman moet waarde aan zichzelf ontlenen, niet uit autobiografische details, maar dit nawoord van Brouwers geeft deze uitgave toch een heel bijzondere dimensie.

Terecht merkt Brouwers ook op dat je doorheen het boek nergens kan achterhalen wat de ware gevoelens van Hermine waren. Klopt voor een stuk. Toch lees je door de lijnen door veel zelfbehoud. Loekie/Hermine herhaalt tot den treuren toe dat ze andere mensen toebehoort, alsof ze het zichzelf wil doen geloven. Ze beschermt zichzelf voor een dramatische en allesverslindende liefde, maar kan Didier niet behoeden voor zijn eigen destructie. Legde ze zichzelf een rem op, ontkende ze haar eigen verlangens en voelde ze zich daarom achteraf toch schuldig?

Hoe heette de hoedenmaker? is omwille van de thematiek best een heftig boek. Hier en daar wordt het zelfs een tikkeltje melodramatisch. De vele citaten van Rilke, de verwijzingen naar Hesses Der Steppenwolf en Dirks/Didiers imitatie van de zelfmoord van de Zweedse schrijver Stig Dagerman maken dat je het boek ook kan lezen op een hoger niveau. Ze illustreren Dirks obsessie met schrijvers en zelfmoord, een fascinatie die hij deelde met Jeroen Brouwers. Is Dirk De Witte nu een leven dat in De hoedenmaker literatuur is geworden of was zijn leven literatuur die tot leven (en de dood) is gekomen… er valt voor beide standpunten iets te zeggen. Zeker is dat dit boek 40 jaar na verschijnen, nog steeds kan beroeren.

PS: Meer weten? Lees dan zeker dit stuk van Wout Vlaeminck die deze roman van de vergetelheid probeert te redden.