Column

Haal je arm uit mijn hoofd

Er zijn mensen die vinden dat ze zich in mijn plaats moeten excuseren voor het bestaan van mijn boekenkast. Vaak hebben zij ook last van plaatsvervangende schaamte over het ontbreken van een enorme flatscreen in mijn interieur. ‘Ik had het je nog niet verteld, maar Kurt leest veel’, fluisteren ze dan tegen de niet-ingewijden die ze meenamen. Ze laten het klinken alsof ik aan chronische chlamydia lijd die recent airborne is geworden. Zucht. Voor dit soort gevallen zou ik graag een vergeetput aanleggen in mijn woonkamer, maar de constructie daarvan stootte al in een vroeg stadium op verzet van mijn benedenburen.

arm-uit-hoofd

Anderen proberen dan weer passie met passie te overtroeven, met hetzelfde ellebogenwerk waarmee het steeds harder en straffer moet voor steeds minder bijval. Ze vertellen verhalen over dodentochten, over marathons in een tijd waarvan ik onder de indruk moet zijn, over wereldreizen met een eind flosdraad en een droogkast als enige bagage.

Bespaar jullie de moeite, beste zelfbevestigingsverslaafden, want lezen is geen passie. Daarvoor is het woord passie ettelijke maatjes te klein.

Lezen verrijkt alles wat je doet, alles wat je ervaart. Het is een directe lijn naar de ziel van je naaste. Het is een manier van leven. Doorkruis op je weg naar de dichtstbijzijnde boekhandel de zandduinen van de Sahara op een skateboard en misschien ben ik onder de indruk.

Maar veruit de ergste bedreiging voor een boekenkast zijn die exemplaren die zich plots bekeerd voelen. Ze laten hun hebberige vingertjes over de ruggen glijden en je kan er gif op innemen dat ze één van je all time favorites eruit snokken. Om dan olijk aan te kondigen dat ze hem gaan lezen. Wat ze nooit zullen doen. Omdat het de eerste keer zou zijn. En wat ze ook nooit zullen doen, is je boek teruggeven.

Wat dit galgenaas niet beseft, is dat een boekenkast niet zomaar een opslagplaats is van boeken. Het is een extern geheugen. Een beetje zoals met de Hersenpan van Perkamentus, werpt een duik in een boek me meteen terug naar de plaats waar ik het heb gelezen. DBC Pierre’s Vernon God Little is bijvoorbeeld niet alleen het vuilgebekte relaas van een kruising tussen Holden Caulfield en Eminem, het is ook een portaal naar Moskou.

Ik hoef het maar te doorbladeren en ik ruik weer de drankadem van de taxichauffeur die plankgas over het ijs van de ring scheurt, slalommend tussen de andere gekken. Ik wil weer die papierschuiver van de douane zijn enorme kepie laten opeten. Ik voel weer het Rode Plein tegen mijn voorhoofd na een slippartij voor Lenins mausoleum. Ik zit weer bibberend van de kou op mijn hotelkamer, denkend dat ik het ergste wel had gehad. Helaas. Ik had nog geen borsjt geproefd.

Haal dus je arm uit mijn hoofd en blijf van mijn boeken af.

Als je boeken per se niet wil terugbrengen, ga dan naar de bibliotheek om de hoek. Als je het lang genoeg volhoudt kom je in de krant. Of gooien ze je in de bak.

Voor de hardleerse gevallen heb ik een oplossing gevonden. Ik heb een palet Vijftig Tinten Grijs en andere brol over mijn boekenkast verspreid. Ik had het eerst gekocht als goedkope kelderisolatie, maar ook daarvoor bleek het te luchtig. Hebberige vingertjes mogen dit zonder verpinken meenemen en nooit meer terugbrengen. Moesten ze toch nog naar échte boeken reiken, weet dan dat ramsj weliswaar zuigt als bouwmateriaal, maar samengebundeld in handige pakken van tien kan je er keihard mee gooien. Ik heb het geprobeerd.