Echt (n)iets voor

Vers leesvoer! Vers leesvoer!

Op zwaluwen hoef je niet te rekenen om de lente aan te kondigen, dat is geweten. Ik vertrouw eerder op het gekweld piepen van de fiets van de postbode, die de karrenvracht voorjaarsbrochures komt leveren. Veel betrouwbaarder, en in fel contrast met zwaluwen is je vensterbank doorgaans niet ondergescheten. Dit is voor mij steevast het signaal om mijn gewatteerde fietsbroek te verruilen voor een kort exemplaar. Dit jaar, echter, bevroor ik tijdens het bestijgen van mijn fiets in een acuut onflatterende pose en moest ik wachten tot de lachkrampen van mijn Lief voldoende waren afgenomen om de haardroger te gaan halen.

Ik schep veel plezier in het grasduinen in literaire aanbiedingsfolders. Bijna net zoveel als in het schrijven van totaal absurde inleidingen, overigens. De oogst vind je hieronder in de vorm van een pakket boekentips.

Het lied van de geesten – Jesmyn Ward (Atlas Contact, mei)
Nieuw spul van de schrijfster van Salvage the Bones, waarin ze twaalf dagen lang een door schrijnende armoede geteisterd gezin volgt, net voordat het getroffen wordt door orkaan Katrina. Wards beschrijvingen van de beestachtige ontberingen van een familie die zich ondanks alles bij elkaar probeert te houden kruipen onder je vel. In het lied van de geesten -in de originele versie luidt dat prachtig Sing, Unburied, Sing!- reist de zwarte Leonie met haar twee kinderen naar het noorden van Mississipi, om haar blanke man op te halen uit de gevangenis. Wat een vrolijke familiereünie had moeten zijn, wordt een helletocht door een land getekend door armoede, racisme en spoken uit het verleden. Literair krachtvertoon van het formaat van Faulkner’s As I lay Dying.

De olifant van de bovenbuurman – Roos van Rijswijk  (Em. Querido’s Uitgeverij, april)
Je zal maar jarenlang onder een enorme herrieschopper wonen, die je nachten verpest met geschreeuw, luide muziek en gebonk alsof hij zijn woonkamer gebruikt als scheepswerf. Mijn zenuwen kunnen dat niet aan, dat durf ik toegeven. Wanneer onze buurman om half fucking vier ’s morgens zijn motor laat draaien zodat de autozetel -ocharme- niet koud aan zijn billetjes aanvoelt, verlies ik al de pedalen en verzin ik wraakacties waarin een katapult en ballonnen kokende geitenpis figureren. Niet zo Roos van Rijswijk, die laat zich -zoals het een echte schrijver betaamd- door het gekrakeel inspireren en verzint een vrolijke familie die bestaat uit een olifant die samen met de buurman een kangoeroe heeft geadopteerd. Hun dolle avonturen heeft ze verzameld in De olifant van de bovenbuurman.

De trooster – Esther Gerritsen (De Geus, maart)
Ik ben erg benieuwd naar De trooster, al was het maar omdat Katrien hem al uit heeft en ten zeerste kon aanbevelen. Jacob, de conciërge van een strikt klooster, ontfermt zich over een mysterieuze gast, geheel tegen de regels van de orde in. Gaandeweg ontstaat er een goede verstandhouding tussen de twee. De gast, die een misdaad op zijn geweten heeft, palmt de diepgelovige Jacob steeds verder in zodat die bereid is om steeds verder te gaan om de vriendschap te behouden. Klinkt zeer luguber.

Het zijn de geheimen – Thomas Siffer (Angèle, mei)
Tot één van de initiatieriten van onze redactie behoort het opgesloten worden in het bezemhok met Land in zicht van Thomas Siffer, en wel net zolang tot je een briefje onder de deur schuift met een bestelbon voor een zeiljacht. De reiskriebels die we krijgen van het relaas van zijn zeiltocht rond de wereld betekenen meestal niet veel goeds voor onze bankrekening, hopelijk vinden we wat afleiding in de fictie van Het zijn de geheimen. Net zoals in De trooster staat de vriendschap tussen twee mannen centraal, in dit geval tussen een Italiaanse kruidenier -Benedetto- en een Belgische gelukzoeker -Lou Debouvry- die zich in zijn dorp komt vestigen. In Het zijn de geheimen beschrijft Siffer hoe hun diepe vriendschap samen met verborgen feiten uit het verleden beide mannen tot hun ondergang leidt.

Onmenselijk – Philippe Claudel  (De Bezige Bij, mei)
Ik heb nog nooit iets van Philippe Claudel gelezen en naar verluid dien ik me daarvoor te schamen. Onmenselijk lijkt me een uitstekend boek om mee te beginnen, omdat ik van kortverhalen hou én omdat het boek wordt gepresenteerd als een ‘groteske, soms schokkende satire’ op de hedendaagse samenleving. In één van de verhalen sluit bijvoorbeeld een groep verveelde vakantiegangers weddenschappen af over hoe lang het duurt voordat een schip met vluchtelingen zinkt. Naar eigen zeggen vindt Claudel dat er situaties zijn waarin ‘literatuur de rol van schuurpapier moet opnemen, om de hersens op te schuren’.  Enfin, Boon wilde de mensen een geweten schoppen, maar misschien lukt het met een schuurbeurt en een verse lik verf ook wel. Ik ben benieuwd.

Albert Speer – Magnus Brechtken  (Thomas Rap, april)
Een streepje non-fictie? In Albert Speer beantwoordt Magnus Brechtken de vraag waarom een man die tot de dichtste vertrouwelingen van Hitler behoorde erin slaagde om zichzelf vrij te pleiten. Een man die als minister van bewapening de oorlog waarschijnlijk een jaar heeft gerekt. Een man die naar eigen zeggen sowieso keine Ahnung had over de vernietigingskampen en de Endlösung en die door de Britten zelfs ‘the good nazi’ werd gedoopt. Wel, door te liegen dat het klettert, blijkbaar. In Albert Speer maakt Magnus Brechtken definitief brandhout van de legende van ‘the good nazi’.

Kind 44 – Tom Rob Smith (Rainbow, april)
Als je dit jaar een thriller leest, lees dan Kind 44. Het is een intens spannend verhaal over een seriemoordenaar die het op kinderen heeft gemunt, maar wat Kind 44 geweldig maakt is dat het zich afspeelt in de Sovjetunie van 1953. Dus niet alleen razend spannend, maar ook nog machtig interessant. Ik liet enkele jaren geleden slaap en voedsel aan me voorbij gaan bij het lezen van de Engelse versie en ik heb veel zin om met deze Nederlandse versie net hetzelfde te doen.

Papa Bandiet – David Walliams  (Clavis,  april)
Mijn Lief kent mijn voorliefde voor stoute jeugdboeken en schoof me voor Kerst Walliams’ Bad Dad onder de neus. In Papa Bandiet draait Franks vader in de bak, omdat hij de vluchtauto bestuurde bij een bankoverval. Koud kunstje voor hem, want samen met zijn Mini Queenie is hij de koning van het racecircuit. Nochtans is Franks vader geen echte gangster, want hij deed het om Frank uit de armoede te houden. Nu is het aan Frank om zijn vader uit de gevangenis te bevrijden, waarvoor hij het moet opnemen tegen een heel gangstersyndicaat. Zoals gewoonlijk wemelen de verhalen van Walliams van de meest formidabele personages, inclusief Franks dichtende tante, wiens poëzie je in de bibliotheek kan vinden onder ‘middeleeuwse marteltechnieken’.

Love Origami – Ross Symons –(MUS, februari)
Na wat okseldiep waden door de kookboeken stuitte ik op dit interessant specimen van Ross Symons, die origami tot een instagramfenomeen maakte. Niet dat ik me meteen ga wijden aan het produceren van kraanvogels uit handgeschept papier, dat niet, maar het vermogen om tijdens een saaie vergadering de sprekersnota’s van mijn collega tot een rinoceros te vouwen lijkt me niet te versmaden.