Column

Merci Jef

Hij had een pens alsof hij onderweg een voorbijganger bewusteloos had geslagen en die als een sjerp om zijn middel had gedrapeerd. Hij zat wijdbeens op een poef. Op de grond naast hem konden zijn twee tienerdochters elk moment uit hun salopette barsten. Zijn vrouw was onzichtbaar.

Ze waren Belangrijk Bezoek bij de ouders van mijn vriendinnetje. Een collega van haar vader, of zo. Ik zat naast haar op de bank, bij haar familie. Op mijn bovenbeen lag mijn boek.

‘Amai! Een boek! Dat komt bij ons niet binnen’, zei hij. ‘En seuten die lezen ook niet!’ Hij knipoogde erbij. Er brak prompt hilariteit uit, alsof hij de witz van de eeuw had gelost. Er werd op vette dijen gekletst. Met ogen gerold. Er werd gegierd, gênant lang. Nu hij had durven zeggen wat iedereen dacht, kon hun hoon van de leiband. Mijn vriendinnetje schoof een eindje bij me vandaan. Het boek gleed in de kloof tussen onze benen.

Ik was geaffronteerd en hoopte dat hij zijn zieltogende poef tot kernfusie zou persen. Tiener zijn in de jaren negentig was al hard genoeg.

Het was een geval van aangekondigde hommeles. In het hele huis was geen enkel boek te vinden. Op één exemplaar na, dat – dankzij een sloot lijm – voor eeuwig op dezelfde pagina lag opengeslagen, op een houten boekensteun op het dressoir. De letteren werden hier elke woensdag afgestoft, samen met de engeltjes van Tante Nonneke zaliger.

Excuseer? Boeken liggen enkel opengeslagen omdat ze net uit je slapende hand zijn gevallen. Punt. Hun pagina’s blijven alleen met tranen aan elkaar plakken. Van ontroering of van het lachen, n’importe. Boeken zitten niet gevangen op een standaard, maar wurmen zich mee in bed, of doen wankele stapels groeien op stoelen. Ze laten zich lezen tijdens het tandenpoetsen, tijdens het afkoken van schorseneren, tijdens het afwezig in koude koffie roeren bij het ontbijt. Door iedereen, niet alleen door Bompa.

Dat wist ik toen al. Het is alleen moeilijk om een haaks wereldbeeld te herkennen wanneer het testosteron bij de emmer uit je puisten sijpelt en je meer geïnteresseerd bent in de inhoud van iemands cups dan van haar boekenkast.

‘Boeken, daar komt ge nergens mee’, zei hij. ‘Ik heb nooit een boek opengedaan, ik. Ik ben afgestudeerd aan de universiteit van het leven. Voilà. Met felicitaties van de jury. En daarbij, lezen is voor luiaards. Urenlang op de zetel zitten, dat kan ik niet. Ik moet bewegen.’

Mijn blik gleed over zijn trillende hemdsknoopjes die met heldenmoed een harige vleeslawine in bedwang hielden.

‘Ik wil actie!’, vervolgde hij. ‘Dus… ik kijk films.’ Hij leunde met een triomfantelijke glimlach achterover.

‘Zoals deze.’ Hij nam een videocassette uit het rek bij de TV. ‘The Sh… Sh… Shawshank Redemption. Een film over echte venten, die zich niet laten doen. Zulke boeken schrijven ze niet.’

‘Euh… The Shawshank Redemption is gebaseerd op een kortverhaal van Stephen King’, zei ik. ‘Dat is een schrijver. Van boeken’.

Hij keek naar de muur achter me. Niemand zei iets. Hij zette de cassette terug en nam een andere.

‘Deze dan, die is echt gebeurd. Apocalypse Now! Mijn favoriete film, beter bestaat niet. Keiharde actie in Vietnam. Een held, die Kolonel Kurtz.’

‘Euh… Apocalypse Now is gebaseerd op Heart of Darkness van Joseph Conrad, een boek dat zich afspeelt in koloniaal Congo. Conrad heeft die gestoorde Kurtz gewoon verzonnen.’

Hij kwakte de cassette op zijn knie en richtte een wijsvinger op mijn pukkelkop. ‘Zeg eens, manneke, wie denkt gij wel…’

‘Komen eten!’, riep de vrouw des huizes. Terwijl hij me een vuile blik toewierp en naar de eetkamer schommelde, raapte ik mijn boek op. Het was Het zevende zegel van Jef Geeraerts, het vierde deel van de Gangreencyclus, waarin een van de brousse-blues klotsende Geeraerts de Vlaamse bourgeoisie trakteert op zijn ongeremde vunzigheid. Om hen daarna bikkelhard in hun hemd te zetten. Ik had net de scène gelezen waarin een dommige kozijn op een familiefeest bewondering oogst door een absurde berg pistolets naar binnen te proppen, in twee happen per stuk.

Ik keek op. In de eetkamer schepte de filmfan een olympische portie frieten over zijn driedubbele vidé en gaf de kom door aan mijn vriendinnetje. Ze straalde. Ik zat vergeten in het salon, in het gezelschap van een brutaal boek in mijn hand en een vermoord exemplaar op het dressoir. Drie weken later was het uit. Merci, Jef. Merci.

 

Met deze column beet Kurt de spits af van onze maandelijkse columnreeks voor Hebban.nl. Ondertussen vind je er ook Competitie, Barbara’s eerste tekst voor de reeks.