Echt (n)iets voor,  Scheurkalender 2025,  Uitgelezen

Ik wou dat ik twee hondjes was

Ik vond het lang geleden in een achterafhoekje in de bib. Dat zegt niets over de kwaliteit van het werk, want de bib van Aarschot bevond zich toen in het oude Gasthuis, een prachtig gebouw dat bulkt van de zaaltjes en achterafhoekjes. Ik was op zoek naar een bloemlezing met poëzie, nadat de gedichten in Ed Francks Geen wonder dat moeder met de goudvissen praat het vuur hadden ontstoken.

In Ik wou dat ik twee hondjes was vond ik alles wat ik nodig had: pagina na pagina vol taalplezier. Lévi Weemoedt, Jules Deelder, mijn held Drs P., de hilarische John O’Mill en vele, vele anderen bestookten me met hun taalvuurwerk. Sappig of net gortdroog, van heel kort tot heel lang, maar altijd met grote  liefde voor taal. Ik las het van voor naar achteren en van achteren naar voren. Ik kende grote stukken uit het hoofd. Ik nam het mee op café.

De bibliotheek van Aarschot verhuisde. Ik ook. Ik verloor het boek uit het oog, maar vergat het nooit. Tenzij de titel, dan. Ik vond het niet meer terug, tot… het dertig jaar later weer opdook als tip voor onze gloednieuwe scheurkalender. (Duizendmaal dank, Koen Wauters!)

Ondertussen is het aan de 29ste druk toe. Gedichten verdwenen eruit, nieuwe maakten hun opwachting, maar het is nog steeds even goed als dertig jaar geleden. Sommige gedichten ken ik nog steeds uit het hoofd en voor veel andere gaat dat niet lang meer duren. (De weergaloze Dodenrit van Drs P gaat met z’n drie pagina’s wel wat studie vergen.)

Een bloemlezing uit een bloemlezing, wat denk je? Hou je vast:

Dit neem ik mee het graf in als ik sterf:
Een kaart van de planeten (uit een atlas)
Wat kamperfoelie in een plastic zak

Een verrekijker met een lens van matglas
Gewikkeld in een wollen anorak
Wat vliegertouw, een roestvrijstalen knikker

Een goed geprepareerde dennentak
Een zakje drinkbouillon, een flessenlikker
En bovendien een potje gele verf

En straks historici maar stug proberen
Om daar iets zinnigs uit te concluderen

(Kees Van Den Heuvel, Archeologie van de toekomst)

Zeven slachtoffers zowaar
Schedelbreuken, open wonden
Nee, de kogelslingeraar
Had zijn draai nog niet gevonden

(Theo Danes, Kogelslingeren (mannen))

Sikkels blinken
Sikkels blinken
Ruisend valt het graan
Als je iemand weg ziet hinken
Heeft hij ’t fout gedaan

(Coos Neetebeem)

Jantje zag eens pruimen hangen
Oh, als eieren zo groot;
De tuinman zag zijn bolle wangen
Sloeg de vuile gapper dood.

(John O’Mill, Pruimejantje)

En dan ten slotte het weeroverzicht:
vannacht eerst nog donker,
morgen kans op meer licht.

(Lévi Weemoedt)

Ik wou dat ik twee hondjes was – Nederlandse nonsenspoëzie en plezierdichterij van de 20ste en de 21ste eeuw
door Vic van de Reijt
(afbeeldingen en cover door Femke Tomberg)