Uitgelezen

1, 2, 3 Polenta

Een korte recensie en twee sterke passages – meer heb je toch niet nodig om in te schatten of een boek iets voor jou is? Vandaag bespreken we ‘Waarom het kind in de polenta kookt’ van Aglaja Veteranyi (uitgeverij Oevers, vertaling Josephine Rijnaarts). Deze autobiografische roman van een getormenteerd circusmeisje leest zwierig en fris, maar baadt in een dreigende sfeer.

De openingszin van het boek gaat zo: Ik stel me de hemel voor. Die is zo groot dat ik meteen in slaap val om mezelf gerust te stellen.                                                                                 

Korte recensie: Zichzelf geruststellen – daar hebben de twee zussen in dit boek een dagtaak aan. Ze groeien op in het circus bij een opvliegende vader met incestueuze neigingen en een moeder met een levensgevaarlijke act. Elke avond hangt zij aan haar haren in de nok van de tent. Haar jongste dochter staat doodsangsten uit. Ter afleiding verzint de oudere halfzus een wreed sprookje over een kind dat gekookt wordt in de polenta. Kleurrijk, zeg je? Komisch op een verontrustende manier? Zo kun je het autobiografische debuut van Aglaja Veteranyi zeker typeren. De Roemeense die de dictatuur van Ceaușescu ontvluchtte, leerde pas op latere leeftijd schrijven in het Duits.

In korte, verrassende zinnen vertelt ze over kippen slachten op hotel, door je ouders gedumpt worden in een tehuis en als dertienjarige optreden met slechts een schaamlapje aan.

Veteranyi’s laconieke zinnen slaan de lezer met verstomming: ‘Ik heb het gevoel dat ik afbrokkel;’ ‘Een kind is meer van de moeder dan van de vader omdat zij de moeder is.’  

Mooie passage: Niet minder dan vijf kleine sprookjes bevat dit boek. Vijf antwoorden op de vraag uit de titel: waarom moet het kind in de polenta worden gekookt? Deze redenen delen in een recensie, zou voelen als een spoiler. Dus kies ik als eerste fragment geen macaber verzinsel waarmee de zussen hun angsten bezweren. Maar wel de manier waarop hun moeder vertelt – de woorden in caps lock staan ook zo in het boek:

“ONS VERHAAL KLINKT BIJ MIJN MOEDER ELKE DAG ANDERS. Wij zijn orthodox, wij zijn joods, wij zijn internationaal! Mijn opa had een circusarena, hij was zakenman, kapitein, trok van land naar land, kwam zijn dorp niet uit en was treinmachinist. Het was een Griek, een Roemeen, een boer, een Turk, een Jood, iemand van adel, een zigeuner, een orthodoxe christen. Mijn moeder trad als kind al op in het circus om het hele gezin te onderhouden. Een andere keer gaat ze er tegen de wil van haar ouders met het circus en met mijn vader vandoor. Dat kost mijn oma het leven, terwijl ze in een ander verhaal doodgaat als gevolg van onze vlucht. In alle verhalen is mijn opa al dood. De dokters maakten zijn maag open en hij stierf aan de lucht die daardoor in zijn longen kwam. Hij is doodgegaan aan kanker, zegt mijn vader.

Mijn moeder barst in tranen uit: Wie vraagt jou iets? Was het soms jouw vader, dat je dat zo precies weet? Het was een goed mens! Hoezo doodgegaan aan kanker?

In alle verhalen is mijn oma EEN ENGEL. En mijn moeder is altijd haar lievelingskind.”

Tweede fragment: De circuszusjes horen niet thuis in de school in de bergen van directrice Hitz. Die wil dat ze een opvoeding krijgen, leren zwemmen, naar de kerk gaan. Dat ze af en toe dingen zonder elkaar doen. Alsof de twee ooit zouden kunnen opgaan in de groep…

“Toen we vertelden dat we al naar discotheken waren geweest, lachten de andere kinderen ons uit. We hebben ook de film LOVE STORY voor ze naverteld. Mevrouw Hitz hoorde het en schreeuwde dat we onmiddellijk op moesten houden.

Jullie kunnen die helemaal niet kennen, riep ze, die film is verboden voor kinderen! Ze hebben hier geen idee wat wij allemaal al weten!

We mogen ook niet alle kleren dragen die we hebben meegebracht. Dat zijn toch geen kleren voor kinderen, zei mevrouw Hitz. We moeten platte schoenen dragen, net als de jongens. Hoge hakken zijn verboden. Nagels lakken en lippenstift opdoen ook. EN NIEMAND GELOOFT ME ALS IK ZEG DAT MIJN MOEDER AAN HAAR HAREN HANGT.

Mijn zus en ik hebben onze eigen spelletjes. Ik klim op haar schouders en laat me op de kiezelstenen vallen. Zij drinkt water uit de koeientrog. Ik beleg mijn brood met aarde. Zij klemt haar vinger tussen de deur. Ik krab me tot ik bloed. Zij trekt een handvol haar uit. Ik laat me schrijlings op de rand van een stoel vallen. We willen naar het ziekenhuis.”

Dit boek uit 1999 is een absolute aanrader. Wel jammer dat de uitgeverij geen voorwoord voorzag. Een beetje duiding rond de korte literaire carrière en vroege zelfmoord van Aglaja Veteranyi is interessant genoeg.