Uitgelezen

Een soort van liefde

FullSizeRender-30

Professor begint affaire met veel jongere studente. Het klink als een plot van gevestigde schrijvers als Philip Roth of J.M. Coetzee. In Alicja Gescinska’s debuutroman Een soort van liefde volgt de Amerikaanse professor Ray Vernon de amoureuze voetsporen van notoire vreemdgangers als David Kepesh en David Lurie. Afwisselend horen we zijn dochter Elisabeth die na het overlijden van haar vader het huis moet leegmaken en Anna, de geheime liefde van de professor.

Elisabeth is een psychologe die op het eerste zicht weinig op heeft met haar vader. Haar ouders zijn al jarenlang gescheiden en ze heeft nooit de adoratie voor hem gevoeld die zijn studenten koesterden. In het huis van haar vader komen de herinneringen aan haar kindertijd heftiger dan verwacht naar boven. Voor de lezer staan die eerst ver van de romance tussen Ray en Anna, maar geleidelijk aan beginnen de twee verhalen een subtiel spel te spelen met elkaar. Ook haar scherpe zelfreflecties als psychologe sijpelen als een wijze stem door in de andere helft van het verhaal.

“Velen kwamen niet om raad te vragen over hoe ze hun leven weer op orde moesten krijgen, maar eerder om te leren leven met het schuldgevoel dat de ingeslagen weg met zich meebracht.”

De Belgische Anna ontmoeten we in de armen van de jonge Bernard, een student die haar meteen adoreert. Hij introduceert Anna op het Armherst College in Massachusetts in een studentengroepje à la Dead Poet’s Society onder leiding van professor Vernon. Al tijdens haar eerste spreekuur bij de professor slaat de vonk over, maar waar Roth en Coetzee het heel vleselijk aanpakken, maakt Gescinska er een heel tedere scène van:

“Hij liep mee naar de deur. En we stonden net als in het begin recht tegenover elkaar. Ook nu begon ik zwaarder te ademen, zelfs al was ik ditmaal geen trappen op gelopen. En dan streelde hij mijn kaak met zijn kaak of misschien was ik het die met mijn kaak de zijne streelde vooraleer mijn lippen de zijne raakten en er zachtjes tegenaan drukten zonder meteen los te laten, maar ook zonder onze lippen te tuiten. Dat was het: een streling van twee gezichten, twee monden die wilden kussen en ook niet, lippen die kusten en toch weer niet.”

Terwijl Elisabeth heel rationeel en analytisch schrijft, wordt de liefde tussen Anna en Ray allesoverheersend, transcendent bijna. Ze ontmoeten elkaar in zijn kantoor en reizen samen enkele dagen naar New York waar Anna’s voorziene terugkeer naar België als een schaduw over hun bezoek hangt.

“Wie ooit, één keer, lief heeft gehad, echt lief heeft gehad, kan geen vrede hebben met alle afschaduwingen ervan. Wie één keer, al is het maar voor kort, de vormenwereld heeft betreden en de dingen in hun idealiteit heeft gezien, kan niet langer in schimmen geloven. Het leven is gevangen zijn in Plato’s grot.”

En zo wordt het uiteindelijk een verhaal van gemiste kansen en onmacht, over verantwoordelijkheid en over elkaar – zoals Emily Dickinson het schreef – langer dan het leven liefhebben.Gescinska is een Pools-Belgische filosofe die momenteel doceert in Amerika, aan het Amherst College. Met haar filosofische en intellectuele achtergrond doet ze haar hoofdpersonages met boeiende inzichten balanceren tussen de liefde en het leven. Een roman over de troostende en metafysische kracht van muziek en literatuur. Een hartstochtelijk verhaal waarvan je de hele tijd zo hard hoopt dat het goed zal komen, terwijl de dood al in de eerste scène zijn intrede maakt. Een hommage aan de liefde, ondanks het leven!

“Je leeft je leven of je weigert te leven, er is geen tussenweg. Je kan niet half geleefd hebben. Wie halfslachtig leeft, leeft niet.”