Uitgelezen

De zes levens van Sophie

“Als iemand je boek leest en op dat moment niets anders wil doen, dan heb je al iets bereikt als schrijver.” Die uitspraak tekende ik onlangs op uit de mond van Herman Brusselmans. Ze schiet me te binnen nu ik over De zes levens van Sophie van Sarah Meuleman (Lebowski) ga schrijven. Want de ontknoping van Meulemans verhaal ontgoochelde, maar laat dat mijn oordeel over de rest niet verzuren. Was ik soms niet van plan om na de lunch ‘even snel’ drie hoofdstukken uit De zes levens te lezen? Twee uur later las ik nog steeds.

Nog één hoofdstuk. Nog eentje. Nog een allerlaatste dan. Als dat stemmetje de grenzen van je lunchpauze begint op te rekken, dan weet je dat je een goed boek vast hebt.


Journaliste (Vrij Nederland, Vogue) en programmamaker (VPRO) Sarah Meuleman verweeft in haar debuut De zes levens van Sophie twee verhaallijnen. Eentje speelt in Bachte-Maria-Leerne in 1996 en volgt de vriendinnen Hannah en Sophie die in volle Dutroux-tijd de arena van de middelbare school betreden. De tweede plotlijn is recenter en wereldser. Anno 2014 werkt Hannah als columniste in New York, tot ze haar vaste opdracht bij een modeblad opgeeft en haar vriendje verlaat om in een éénkamer flat in Brooklyn een boek te schrijven. Wat bezielt haar? En wat heeft de verdwijning van Sophie achttien jaar eerder met Hannahs crisis te maken?

Die twee vragen houden je als lezer in de ban. Bovendien slaagt Meuleman erin om een herkenbaar, levensecht beeld te schetsen van zowel de typische beslommeringen van onzekere tieners (Welke houding moet ik me geven in dit café?) als de opgeklopte feestsfeer onder de New Yorkse glitterati. Meuleman integreert in haar roman een paar hoofdstukken uit het work-in-progress van haar hoofdpersonage. Hannah werkt in Brooklyn aan een boek over drie schrijfsters die op een dag spoorloos verdwenen. De uitstapjes naar het leven van Agatha Christie, Barbara Follett en Virginia Woolf voelen niet aan als too much. Het zijn boeiende zijsprongen in een roman met voldoende vaart om zo’n literatuurhistorische excursies te verdragen.

Barbara Newhall Follett (°1914) is van de drie verdwenen schrijfsters wellicht de minst bekende. Ze debuteerde op haar twaalf en was meteen succesvol. Toen haar uitgeverij rond haar twintigste enkele van haar romans afwees, begon Follett zich vragen te stellen over het aandeel van haar vader in haar literaire blitzcarrière. Lees even wat Meuleman daarvan maakt:

“Had ze zijn notities nodig, zijn connecties, zijn talent om gepubliceerd te worden? In haar herinnering was hij overal, op de boekpresentatie, bij elke lezing, bij elk interview. (…)

Kruiwagen.

Maar zij was ook de zijne, een sluiproute naar het succes dat hij in zijn eentje nooit zou hebben gehad. Hij gebruikte haar als springplank naar een ander leven waarin zij geen rol zou spelen. Een nieuwe vrouw, een groter huis, een betere baan. Want vaders en moeders verwachten altijd wisselgeld. Ze willen dingen terug van wat ze op de wereld zetten. Hun verlangen tiert als kleine miertjes onder kinderhuid.”

Mooi toch, dat wisselgeld?

Meuleman verklaart op de achterflap van de roman dat haar boek er is voor de liefhebbers van Mystic River en Gone Girl. Ze wil dus een spannende intrige weven, met een slot dat op een slimme manier verbaast. En dat is wat jammer genoeg mislukt.  De problemen met De zes levens van Sophie beginnen rond bladzijde 180, zo’n 100 pagina’s voor het einde. Plots wordt de psychologie van de personages schetsmatiger, de plotwendingen bruusker. Je voelt dat de schrijfster naar haar grote finale toe breit, maar ze laat teveel losse eindjes liggen. De onwaarschijnlijkheden stapelen zich op. De clou van Sophies verdwijningszaak (die ik niet zal verklappen) is niet eens het probleem – die had kunnen verrassen. Het pijnpunt is dat alles zo haastig en slordig wordt gebracht, terwijl je als lezer het sterke vermoeden hebt dat deze schrijfster veel beter had gekund.

Oh well, dat mag Sarah Meuleman bewijzen met haar tweede boek. Als dat vandaag naast mijn lunchpakket lag, zou ik het meteen lezen. Of toch zeker de eerste drie hoofdstukken. En dan nog eentje. En nog een allerlaatste…